Gebouwen en Panden 8

Kleine hoef van Printhagen

De naam Printhagen is ontleend aan het geslacht, dat deze lenen van Valkenburg in de 14e eeuw bezat. Groot 36 bunder,

1386     in 1386 verheven door Willem van Beek;

1537     in 1537 verheven door Aert Huyn van Amsten­raedt

1553     In 1553 idem door den jongen Huyn van Amstenraedt

1575      verheven door Aert Huyn heer van Geleen

1619      wegens cessie van Aert Huyn verheven door Marten Snijders in naam van Aert Huyn, heer van Rossum, Broeckhuizen en Geleen

1625      8 nov. verheven door Peter van Oensel, luitenant voogd der hoofdbank Beek, in naam van vrouwe Margarethe van Wittenhorst en harn zoon jr. Arnold Huyn, heer van Geleen, nog minderjarig.

1654      14 nov. verklaart Arnold Wolfgang graaf van Huyn en Geleen, vrijheer van Amstenraedt, wachtendonk en Obermeisendorp, heer tot Broeckhuysen, Schinnen, Spaubeek, Hauten enz. dat hij schuldig is aan Catharina Driveners, weduwe van den rentmeester Cornelis van den Steen de som van 13.400 gulden brab. staande ten laste der twee hoeven Printhagen (Rijksarchief Limb.)

1695      30 juli als Staatsch leenhof verheven door den drossard Duyc­kers als geconstitueerde van gravin Dorothea van Dietrichstein, geboren prinses von Salm

1740      verheven door Reinier Corten in naam van Charles prins de Lig­ne, na dood zijner moeder Elisabeth prinses van Salm

1755      pachthoeve als pand van het adelijk klooster St. Gerlach, dat afkomstig was van zijne Hoogheid de Prins de Ligne.

1765      7 dec gekocht door de adellijke nonnen van St. Gerlachus uit   handen van François prins de Ligne graaf van Geleen en Amstenrade 

Kleingenhouterstraat: 

– hoek Hubertusstraat/Putbroek in een weiland staande holle peren-boom, waarin klein Mariabeeldje van onbekende herkomst is geplaatst – hoek Schimmerterweg staand gesmeed ijzeren wegkruis met bronzen corpus, dat in 1982 werd geplaatst ter vervanging van een vernield kruis.

      – nr.6 om gesloten binnenplaats opgetrokken bakstenen hoeve met seg­mentboogvensters in hardsteen type 1a; in muurankers 1788; op sluit­stenen: 1800 WK CP W; P JK CH en 1788. deurklopper met kruisje op de rechter poortdeur

      – nr.14 gedeeltelijk in vakwerk, verder baksteen met segmentboogven­sters in hardsteen type 1b; sluitsteen IPS 1803 

Krijgerssteeg: 

te Genhout, waarover in 1972 beslist werd ze als voetpad af te sluiten, daar het een vuilstortplaats dreigde te worden. 

Kwattelberg: 

        – nr.15 pand met in de kopgevel een balk met als inscrptie: +ANNO 1805  

Lippeshof: 

een der in een soort lintbebouwing langs de Keutelbeek gebouwde grotere hoeves 

Luypartshof: 

            omgeving het Stuytten, Trichterweg, Oensel 

Maastrichterlaan:

            Fietsenzaak L.Lemmens, voorheen Apotheek Stijns

      Parkhotel, hoek Heuvelstraat, waarvan de oorspronkelijke bestemming woonhuis en stoombrouwerij Specken-Hennekens was.Dat Parkhotel werd later restaurant La Diligence. In 1993 werd het gesloopt en terplaatse een apppartementencomplex van 23 wooneenheden gebouwd.

–          nr.1 pand met segmentboogvensters in hardstenen omlijstingen, type 1a; boven de deur 1807; ankers 1, 1 en k

–          nrs.12, 14 en 16 gebouwd in in 1911 als woningen, momenteel (1990) Foto Holthuis, optiek en kapsalon Banser.

            – nr.17 pand met tussendorpelvensters met vlakke hardstenen   kozijnen

      – nr.30 Klooster Franciscanessen. Bij de bouw ervan werden resten van een romeinse villa aangetroffen.

In de voortuin van ook de nieuwbouw van Huize Franciscus troont op een bronzen stoel een eveneens bronzen Madonna, vervaardigd door A.Spronken. In de voorgevelvan de oude bouw zat ter hoogte van de kapel een ingemetseld bakstenen kruis 

Martinusstraat 

             R.K. begraafplaats.  

Graf van de in 1944 gesneuvelde Kapitein Braun, die begraven lag onder een tombe met een in porselein gebakken foto van hem, werd in 1984 door de oorlogsgravenstichting op een ruwe manier verwijderd om de stoffelijke resten in een vuilniszak mee te nemen naar de Grebbeberg, waar hij zou worden bijgezet op het oorlogsgraven kerkhof   

Melkfabriek Hoolstraat 

In 1918 opgericht als Coöp. Stoomzuivelfabriek “St.Martinus”. Het waren maatregelen tijdens W.O.I, die de motieven waren tot deze oprichting. Zij vervingen toen drie inrichtingen of boterfabrieken waar de boeren hun melk konden brengen om te centrifugeren en tot boter te verwerken. Deze wa-ren gelegen aan de Bourgognestraat in het centrum, te Geverik in de Daal-straat en te Genhout in de Hubertusstraat. Door het nieuwe bedrijf werden de melkophaaldiensten georganiseerd en uitbesteed, waarmee de melkvee-houders een grote dienst werd bewezen. De eerste voorzitter werd dhr. Hub. Smeisters. Deze nam in 1919 als zodanig ontslag en werd opgevolgd 

Door dhr. Gabriël Corten, die in 1941 vrij plotseling overleed. Zijn opvolger werd dhr. Antoon Janssen. Het verdere bestuur bestond in 1943 uit de he-ren H.Smeijsters, H. Crombag, M. Lemmens, J. Franssen, H. Haagmans, Jos. Francken, Huyts en H. Coumans. De Raad van Toezicht werd gevormd door de heren Mr. A. Imkamp, voorzitter J.W.H. Vroemen, Dr. J.Beckers, Pastoor Brounts en J.Cobben. Als eerste directeur werd aangesteld dhr. J.Claessen te Eijsden, terwijl vanaf sept. 1920 L.Bongers als zodanig werd benoemd. Het overige personeel bestond in 1918 uit 3 personen, dat in 1941 was uitgegroeid tot een corps van 10 personen en 7 venters, die op provisie werkten. Oorspronkelijk was de fabriek geïnstalleerd uitsluitend voor het fabriceren van boter. Weldra bleek echter dat het bedrijf zich moest gaan occuperen met de melkverkoop in de nieuwe mijnstreek. In verband hiermede besloot het bestuur in 1919 de consumptiemelkverkoop ter hand te nemen, ten behoeve waarvan een koelinstallatie moest worden aangeschaft ten bedrage van f 22.000,00. Aangezien de Boerenleenbank onze vereniging niet meer credietwaardig achtte, moesten meerdere be-stuursleden deze geldlening hoofdelijk aangaan, verdeeld als volgt: Hub. Haagmans f. 500.00; Louis Smeets f 5000.00 en directeur L.Bongers f 6000.00. De overige bestuursleden Henri Vroemen, Gabriël Corten en P.Hermens bleven echter mede garant voor deze particuliere leningen, ge-sloten bij de Boerenleenbank. Aldus werd aan de eerste crisis van het be-drijf het hoofd geboden. Een gelukkige omstandigheid vormde het feit dat de melkverkoop de zuivelwaarde overtrof, zodat een belangrijke nieuwe bron van inkomsten werd aangeboord, hetgeen al spoedig door gunstige cijfers kon worden gestaafd, Deze overgangsmaatregel, het verkopen van consumptiemelk, heeft danook voor het bedrijf een bloeitijd geopend.

             In 1924 werd een nieuwe waterput geslagen.

De economische ontwikkelingsgang:

Alle begin is moeilijk, luidt een gulden spreuk en dat heeft onze corpora-tieve vereniging aan den lijve ondervonden, want van wisselvallige voor- en tegenspoeden is onze fabriek niet gespeend gebleven. Met inzet van alle krachten is het bestuur met de leiding der fabriek er echter steeds in ge-slaagd om middels een tactisch beleid en de hulp van toegewijd personeel iedere crisis te overwinnen. Zo kunnen we thans bij deze eerste mijlpaal der fabriek met genoegen terugblikken op een succesvol gemeenschaps-werk.

Het feit dat de Beeker fabriek in 1918 van de 120 bedrijven van de Zuid-Nederlandse Zuivelbond de minste melkaanvoer en de grootste schuld no-teerde en in 1942 tot de 5 grootste zuivelfabrieken van de Z.N.Z. (thans Bedrijfschap voor Zuivel) behoort, vrij van enige schuld, zal de vergadering ongetwijfeld toejuichen.

Bij de inbedrijfstelling van de fabriek in 1918 telde de Coöperatie 84 leden en 35 losse leveranciers met 275 melkgevende koeien. In 1922 bedroeg het aantal vaste leden 120 en 25 losse leveranciers met 350 melkgevende koeien. In 1930 waren er 95 vaste leden en 265 losse leveranciers met 1200 melkgevende koeien. De veehouders van Geulle waren van meet af aan veelal losse leveranciers. Bunde en Itteren leveren hun melk sinds 1924. In 1940 liquideerde de fabriek te  Spaubeek, waarvan de meeste le-den eerst losse leveranciers werden en later vast lid. Elsloo liquideerde in 1942 en trad toe tot onze coöperatie. Schinnen in 1942. Aldus werd in 1942 een ledental bereikt van 248 met ±500 losse leveranciers, terwijl het aantal melkgevende koeien 1773 bedroeg. Het zuivelbedrijf te Ulestraten werd van overheidswege stilgelegd in 1943. Momenteel (nov.1943) is het aantal vaste leden gestegen tot 300.

Ups and dows:

De rentabiliteit ener zuivelfabriek is in hoofdzaak afhankelijk van het quan-tum melk, dat zij te verwerken krijgt. De exploitatiekosten, welke bij de aanvang van het bedrijf 3 cent per kg. melk bedroegen, konden enige jaren later tot de helft worden gereduceerd.

Gedurende het eerste volle exploitatiejaar 1919 bedroeg de aanvoer 800.000 kg. melk; dit quantum liep in 1920 terug tot 550.000 kg. Sinds dit laagste peil heeft de fabriek zich kunnen verheugen op een regelmatig stij-gende aanvoer, welke o.a. in 1940 op een regelmatig stijgende aanvoer, welke o.a. in 1940 3.500.000 kg. melk bedroeg. Door de nieuwe wereld-oorlog is dit cijfer in 1942 gedaald tot 2.700.000 kg. melk. Desondanks wordt in de “St.Martinus” momenteel nog een grotere hoeveelheid melk verwerkt dan vroeger, waarvoor uiteraard melk wordt aangevoerd, welke elders wordt gekocht ter voorziening in de behoefte van dit dichtst bevolkte gebied van Limburg. Zoals U uit het jaarverslag reeds hebt kunnen beluis-teren, bedroeg deze aankoop van elders in 1942 o.a. voor diverse melk-soorten 1.800.000 kg., zodat in genoemd exploitatiejaar 4.500.000 kg. melk is verwerkt. De boterproductie bedroeg in het eerste volle exploitatie-jaar 1919, in welk jaar de fabriek zich nagenoeg uitsluitend beperkte tot de boterproductie met enige melkverkoop, totaal ƒ 96700.00. Daarna werd de melkverkoop een belangrijker commerciële bedrijfsfactor dan de boterver-koop. Zo bedroeg de melkverkoop o.a. in 1942 ƒ 454.000.00, totaal ƒ 558.000.00.

Een vraagstuk dat de leden in het bijzonder interesseert is de uitbetaling der melkgelden gedurende de afgelopen 25 jaren, met name de opbrengst van de melk. Bij de aanvang van het bedrijf werd aan de leveranciers uit-betaald ƒ 9,20 per 100 kg. + 82 % ondermelk, welke de leveranciers te-rugontvingen. In 1932 constateren wij de laagste stand van de melkprij-zen, n.l. ƒ 4,37 per 100 kg. + 55% ondermelk, welke de boeren werd ge-tourneerd. In 1942 werd gemiddeld uitbetaald ƒ 12,07 franco fabriek.

De crisissen welke het bedrijf heeft doorgemaakt waren van bedenklijke aard. Werd de coöperatie immers in 1919 door de Boerenleenbank voor een geldlening van ƒ 22.000,- insolvabel verklaard, in 1924 was de econo-mische positie van het bedrijf vrijwel hopeloos, In laatstgenoemd jaar vormde de algehele delging van de oprichtingsschuld – welke het bedrijf voor een ineenstorting moest behoeden – een der neteligste aangelegen-heden, waarvoor de leden ooit zijn geplaatst. Het bestuur kwam tot de conclusie dat er voor de vereniging geen redding meer bestond, wanneer niet tot afbetaling der stichtingskosten werd overgegaan.

Op de algemene ledenvergadering van 21 febr.1924 werd ter zake een besluit uitgelokt, doch eerst op de volgende bijeenkomst van 13 maart 1924 werd met grote meerderheid van stemmen tot gehele aflossing der schuld besloten.

Volgens berekening van bestuur en raad van toezicht was voor deze maat-regel per lid verschuldigd een bedrag van ƒ 358,00 per koe. Deze omslag was echter te gering, aangezien meerdere leden met de afbetaling van hun bijdrage in gebreke bleven en niet gerechtelijk aansprakelijk konden wor-den gesteld. Zodoende bleef een schuldrestant van f 37000, bestaan, waarvan de losse leveranciers om tactische redenen onkundig werden gelaten. De algemene opinie was dat de “St.Martinus” zich van alle schulden had ontdaan en de volksmond heeft daarmede vele losse leveranciers verschalkt.

                   Inmiddels had bij deze melkproducenten de mening postgevat,  dat als gevolg van de schulddelging der fabriek de geringere exploitatiekosten een hogere melkprijs deden verwachten. Ten einde deze indruk ook naar buiten