Idem zal ontlast wezen van ten opzien van voorschr. tiende te doen eenige “wijnvaat” aan het Duitsch Orde of Landcommandeurerie, met conditie dat hij jaarlijks zal laten volgen aan des heere uitgevers halfwin tot Oensel tegenwoordig Reintgen Wens 100 bossen roggestroo tot het mesten der boomen aldaar.
De halfwin zal ook tot onderhoud zijner beesten jaarlijks genieten twee bunder akkerland tot voordeel land, ter designatie van het heerschap, waaraf 5 gr.roeden zullen genomen worden uit de gewande, en de meerrest half uit de “leuten” en half uit de “braken”.
En hij zal daarboven jaarlijks eenige stoppel rapen mogen zaaien tot zijn gerief, mits dat het heerschap ook tot zijn provisie zal mogen daarvan genieten en dat zulks geschiede bij voorweet van het heerschap.
Idem zal de halfwin na expiratie van zijn toust geen hooi, stroo, voeragie of anderszins van den hof mogen afvoeren, maar alles daarop laten tot behoef van den aankomenden pachter en in het aftrekken der hof in zoodanigen staat verlaten nopend de bezaaide en geakkerde landen en anderszins, gelijk dezelve hem nu zal worde ingeruimd in den begin van den aanstaanden toust, dewelke aanvang nemen zal St.Remeys toekomende.
Idem alzoo de hr. uitgever het derde part van den hof toebehoorende den Heer Lt.Mutsenich, heeft doen op zijn kosten akkeren en bezaaien, zoo zal hij daarom ook alle de vruchten daarop staande alleen genieten, en zal het kaf en stroo daarvan komen tot profijt van den aannemer, mits hij de vruchten daarvan komende zal in de schuur leveren, en gedorschen zijnde tot Maastricht varen.
Gelijk hij aannemer ook hetzelve zal doen ten regarde van de eigen landen des uitgevers, niet behoorende onder den hof, dewelke hij aannemer overzulks zal invaren en schuren, en gedorschen zijnde leveren tot Maastricht voor stroo en kaf, mits moet wernen vergoeden aan Jan Stijnen wegens zijn akkerloon, die hij op de voorschreven landen heeft verdiend.
En wat belangt het stroo en kaf van de Geveriker tienden, hetzelve zal dit jaar op den hof blijven, om beheerd te worden tot mest voor den halfwin, behoudens dat de hr. uitgever daar van tot zin keuze zooveel stroo zal mogen verkoopen, als vereischt zal worden tot concurrentie van de onkosten, die hij zal doen om dezelven tiende te collecteeren en in te varen.
En zal na expiratie van dezen toust het stroo en het hof van de voorschreven tiende blijven ter dispositie van der hr. uitgever, tenware middelertijd nopens de voorschr. tienden een nader accoord wierde tusschen partijen gemaakt.
Alle welke voorwaarden en condities zal de aannemer punctueel onderhouden, zoo door hem als zijn domesticken, op poen dat hij bij overtredinge der zelve zal vervallen van zijn toust, met vergoeding van de schade, die na visitatie zou bevonden worden bij den heerschappe geleden te wezen door des aannemers ruimanis.
De aannemer zal ook instaan voor vuur en brand, die door zijn kwaad toezicht of van zijn domastieken zou komen te ontstaan op den hof (daar God voor behoede) daarover, en voorgoede jaarlijksche betaling en onderhouding van hetgeen voorschreven is, verbindende zijn persoo en goederen, erven en gereiden tot Beek gelegen, alles naar rechten. Insgelijks belooft de hr. uitgever ook alles na te komen, ook onder obligatie als naar recht, consenteerdede partijen hinc (?),
in de realisatie en renovatie dezes voor rechter competent daartoe constitueerende alle toonders dezes.
Aldus gedaan en gepasseerd binnen Maastricht ten woonhuize van den voor- schr. Heere Hoogschoutet op dag en datum als boven, ter presentie van den eerz. Matthijs Sengen burger alhier en Jan Odekerken den ouden koster, inwoner tot Beek, beiden als geloofwaardige getuigen tot deze geroepen en gebeden, die de minuut neffens partijen en mij nota-ris hebben onderteekend, onder stond: quod atestor en geteekend J.Aussems nots: pub(us). verzoekende uit kracht van de generale con-stitutie daarin vermeld, te mogen worden gere-aliseerd, en in hoede van recht gekeerd, hetwelk aan opgem: Heeren volgens dezer banke recht is vergund, salvo jurecupis libet. was ondertekend: Johan Valckenborgh en Claes Vromen (Schepenen).
1665 Godfried Mutsenich verkoopt aan Claude Ernest de la Montaigne, hoogschout te Maastricht en gehuwde met een dochter van Hubert Creusen vrn. Deodigna 1/3 in den hof en 1/3 in de cijnskaart. Het andere 2/3 werd toen bezeten door Daniël Bourette, leenman van Valkenburg. De Montaigne heeft het bezit steeds door ruiling en aankoop afgerond. De meest merkwaardige aanwinsten laten we hieronder volgen:
a. diverse perceelen “op het Veltgen” tusschen den Geulderweg en de Meulenstraat
b. met Mathijs Stijnen, zijn halfwin, ruilt hij 3 mrg. weide rg. de meulenstraat en de bergen
c. van Dries Stijnen koopt hij op den meulenberg een weide en houtgewas 110 kl.r., “wezende zoo men meent deel van het leen Limbricht, groot 6 bunder” met autorisatie van Heer Breil van Limbricht.
d. van de weeskinderen Jan Tijsen 53½ kl.r. beemd en nog een luyckgraef van 4½ kl.r. tusschen hun weide en den meulenput
e. 25 kl.r. in de breukerbeemden onder Geverik rg. naar Beek Jan Haesen, naar Kelmont Jan Kerckhoffs, voorhoofd de beek, ander hoofd “de erven van den Hoogschout”, genaamd de Trappen; verder nog 35 kl.r. naast de trappen en 6 kl.r. naast de trappen en den kamp.
f. 369 kl.r. “op de ruytersbaan aan de Snijderskoul, voorhoofd de baan, die daar aan een kant doorloopt, een zijde de erven van den heer cooperegù en de Cranenbeek.
g. tenslotte nog, de aankoop van een erfpacht groot 1 vat haver, 1 capoen en één keur (bij sterven) staande op een weide naast Genbroek van fam: Wijnants – en afkomende van de Bock van Haesdal (laathof tot Hasdal) Van Cl.E. de Montaigne is nog bewaard gebleven een taost met zijn halfwin, Mathijs Stijnen, die ons een duidelijk beeld geeft van de verhouding tusschen eigenaar en pachter in vroeger eeuwen. We zullen hem aan het eind als bijlage weergeven.
1685 In 1685 deed Hubert Jacques de Montaigne afstand van de helft van den hof, hem door zijn grootvader Hubert Crausen vrs. vermaakt. Hij ontvangt van zijn vader in de plaats den hof te Kelmont met 15 bunder land te Oensel en nog 1000 Rijksdaalders in gereed geld.
1700 Omstreeks 1700 vinden we als bezitter vermeld: Frans de Lenaerts-Peerbooms, terwijl de hof belast is met een hypotheek ten faveure van: Wed: Hesselt de Dinther-Magd de Montaigne en Wolbrand Berend van Portugal-Cath de Montaigne, zusters van den voorgen. Hubert. Borg hierbij was Arn. van
Geleen. Zooals het wel meer gaat, werd Sr.Arnold van Geleen van borg eigenaar, evenwel niet tot zijn voordeel. Hij nam den hof over voor ¦ 27000.- en leende van Willem de Quade en Mevr. Wolff de Quade ¦ 12000.- Lang is hij niet in het bezit ervan geweest want in 1717 beleende Theod. Wolff van Cotshousen van Sr. Arn. van Geleen verkregen goed beleent, Die Sr. Arn. van Geleen koopt dan van Francois Hubert de Lenards de hof Broek voor 27000 gld en leent van Willem Quade en Men. Wolff de Quade casus sus ¦. 12000.- 1718: Advoc. Boomhouwer tegen eigenaar
(gemachtingen) van de laatgoederen van den Hooff Broeck Hr. v. Cotshausen, verzoeke dezelfde goederen zoo feodaal als allodiaal te Valkenborgh te verkoopen.
1719 Gebroek is dan eigendom van Jean U.L.Boomhouer, gehuwd met Catharina Minta Joha, die het 19 dec. met al zijn bezittingen overdroeg aan Florent Pierre von Cotzhausen.
1753 Hendrik Willem van Cotehausen, ritmeester in garnizoen te Den Bosch, verpacht de hoeve aan Winand Prickaerts voor 1100 gulden pacht ’s jaars
1773 6 jan. verheven door J.W.van den Heuvel, secretaris van de stad Maastricht gehuwd met Elle M. von Cotzhausen, als successeur van zijn schoonvader H.W.von Cotshausen. Vervolgens is het eigendom van de Fam. Hennekens, die er
begint met het fabriceren van “Els”.
1780 volgens een declaratie bestond het leen Te Broeck onder Beeck toen uit: Huis,hof, stallingen, schuren en verdere bouwagie; verder uit de hoven, weiden, beemden, vijvers, bosschen en land, alles in éen stuk, tusschen het dorp Beek
en het gehucht Geverik, Reigenoten noord het dorp Beek, zuid het gehucht Geverik, oost het veld, west de Meulenstraat. Begin 19e eeuw wordt het gekocht door Baron Georges Louis de Rosen. 30 juni 1877 overleed baron de Rosen
1900 De leermolen, die in verbinding stond met de oostmuur van de aan de oprijlaan tegenover het huis gelegen 18e eeuwse of oudere schuur, werd afgebroken
1910 Mevr. Schoenmaeckers, geboren barones Pauline de Rosen sterft en laat het kasteel na aan haar dochter Mevr. Adolphe de Coune, geboren Clotilde Schoenmaeckers, die in 1920 overleed.
1928 J.Meeuwissen koopt kasteel Gebroek van Clothilde Schoenmackers, Het is bereikbaar via een lindelaan. Het begin ervan wordt gevormd door twee eeuwenoude kastejebomen.
Van de vier gewitte bakstenen vleugels vormt de oostelijke het herenhuis, terwijl de overige dienen voor het landbouwbedrijf. Deze zijn bij de laatste restauratie in de jaren (19)zeventig tot verscheidene woningen verbouwd. Aan de oostkant ligt tegen de heuvel een engelse tuin met vijvers. Oorspronkelijk opgetrokken in sobere 17de eeuwse vormen is het in de tweede helft van de 18de eeuw gedeeltelijk tot maison de plaisance uitgebouwd; het herenhuis, in haar huidige vorm uit de 17e eeuw daterend, heeft twee verdiepingen, die segment boogvensters en ingangen in hardstenen omlijstingen hebben, XVIIIB, type Ia, waaronder aan de tuinzijde een ingang met aangekoppelde vensters; op het midden een achtzijdige dakruiter met een gekrulde windvaan en een kleine klok; op de klok: SANTE LEONARDE ORA PRO NOBIS 1658 en een gevierendeeld wapen – I en IV een klimmende leeuw, II en III een roos, waaronder RECTE COGN(I)TA. De noord- en zuidvleugel, XVIIC, elk aan de westzijde
afgesloten door een puntgevel. De zuidkant van de binnenplaats heeft twee rondboogpoorten in hardsteen met op de sluitstenen Ao 1656. Verder jaarankers Ao 1861 en enige rondboogvensters. Inwendig een Lod.XVI-trap en enige schoorsteenmantels XIXA.
Kelmonderhof: zie Sprewaertshof
Kelmonderstraat:
– nr.25 hoeve in haakvorm opgetrokken, deels van bakstee met resten van speklagen, deels van mergel en deels van vakwerk; houten kruiskozijn.
Inwendig schouw, XVII, met voluutwangen en consoles met engelkopjes en ionische kapitelen.
– nr.33 bakstenen hoeve met naar achteren open binnenplaats; sluitsteen met ANNO 1811 IWP 25 IMII MNN.
– nr.46 bakstenen hoeve met naar voren open binnenplaats; op bovendorpel van de ingang ANNO 1811 c 14
Kelmonderhofweg
– nr.12 nisje met erin een Madonnabeeldje
Keulsteeg
– nr.9: huis Vaessen, vakwerkhoeve in haakvorm met vakwerkschuur. in bovendorpel van de ingang ANNO 14.. IMGS 1805.
– nr.15 hoeve in haakvorm, gedeeltelijk in vakwerk; speklagen
Kleine Biesen:
1586 gepacht door Peter Bannits
Kleine Hoef van Oensel:
1443 a ls grootleen van Valkenburg verheven door Steven van Lieck.
1454 op 18 nov. na de dood van Steven van Lieck als grootleen van Valkenburg verheven door Stas van den Bongart.
1537 als groot leen van Valkenburg verheven door: Hendrik Coux.
1553 als groot leen van Valkenburg verheven door Peter van Oensel.
1570 11 juni verheven door Pouwels van Oensel off Lenaerts, na dood zijns vaders Peter.
1581 verheven door Pouwels Mees en na hem door heer Claudius van Withem, heer van Reusbroeck
1597 5 aug. verheven door Peter van den Houve in naam van vrouwe Margarethe de Robles douariere van wijlen heer Claudius
1600 10 nov. verheven door Alexander Markgrave de Malespina
1619 15 febr. verheven door Mathijs Knubben in naam van vrouw Francoise de Gaveren, douariere de Malespina en na haar dood door Jan Arets in naam van heer Albert Francois de Trasignes, vicomte de Bilstein, proost van Nivelles
1699 voor 65 pattacons verkocht aan Jan Sijeben, toen groot leen- en laatgoed totaal 65 bunder. Hioervan werd door zijn schoonmoeder overgenomen circa 40 bunder. Een andere schoonzoon was Jan Waelen-Aerts, inwoner van Oensel “op de Camp”.
1762 14 juli door Jan Bouwens verheven voor zijn minderjarige zoon Gielis Bouwens.
1773 van de landerijen op den Gijzenberg was toen eigenaar de heer adv Veugen. En zo is de Kleine Hoef geleidelijk in bezit geraakt der inwoners van Oensel.