Gebouwen en Panden 6

   Item zal de aannemer het hout gewassen op den voorzegden berg moge kappen, gelijk ook alle andere hagen en stompeiken, gelijk mede de andere eiken zoo hoog als het “wapen” voor dezen heeft gegaan, zonder de “douwen” te zaken, mits dat hij niet beschadigt het opgaande hout van jonge boomen, en dat het voorz. hout kappen geschiede behoorlijk op tijd bij tochten en gewanden zonder hezelve te beschadigen.

       En zal de Hr.uitgever jaarlijks genieten de rechte helft van alle de boom-vruchten, dewelke niet mogen geschud of geplukt worden, zonder hem al-vorens daartoe te roepen, daarboven de Hr.Uitgever nog zal vooruit hou-den, jaarlijks de vruchten van de kastanjebomen.

       De jaarlijksche contributies, te weten de koningsbede en de heeren Staten bede zal ieder half en half dragen ten regarde van de akker­landen, zonder dat de Hr. Uitgever met andere omslagen of andere repartitiën of zoo men het zou mogen noemen, zal wezen gehouden.

       Alle akkerlanden zal de aannemer wel en loffelijk “belken”, akkeren en reigenootsgewijze regeeren”, de landen van de harde vruchten ten min-ste op vier voren en de zomervruchten op twee voren, en alle zes jaren of korter zoodoenlijk mesten, mits den heerschap daarvan den weet doende, om bij hem inspectie te nemen of te doen nemen, als de mest zal worden ondergeakkerd.

       En zal hij alle landen het derde jaar behoorlijk laten “braken” en rusten, zonder  eenige te mogen voorzaaien, of eenige bevruchte lan­den van de beesten te laten afweiden, zonder expres consent van Heer­schap.

       En of het geviel dat het Heerschap eenige landen onder dezen toust niet begrepen wilde aanslaan (beslagnemen) of kwam te koopen, dezelve zal de aannemer gehouden wezen te cultiveeren op dezelfde conditie van “des Hofslande”, ingeval zulks het Heerschap zou believen.

       Item zal de aannemer in goeden staat moeten houden al te slooten in de beemden gegraven en alsnog te graven, dezelve jaarlijks uitwerpen­de en reinigende ter breedte en diepte van 4 voeten en 1½ voet gronds gelijk dezelve hem nu worden geleverd.

       Item zal de aannemer geen stroo of mest mogen verkoopen of verbrengen uit dn hof, hetzij dat hetzelve kome van de landen des hofs, van de tiende, of anderzins, maar alles in mest beheeren tot behoeve van den hof, behoudens dat hij zijn eigen landen (en anders geen) zal mogen mesten naar proportie van het stroo, dat hij daarvan op den hof zal brengen, naar kennis van eerlijke lieden des verstand hebbende, niet van den beste mest, noch van den slechtste.

       Item zal hij geen opgaande frui boomen mogen snoeien of afkappen zon-der weet vanhet Heerschap en zal alle twee jaren ontgraven en mesten al de fruitboomen van den hof en de poten en andere boomen wel gade-slaan tegen alle schade.

       Item alzoo tegenwoordig in den vijver veel “moeras” is en vette grond, dienstig tot het mesten van de weiden en landen, zal de aannemer tot het uitvoeren van dien helpen, zooveel hij zijn gespan en volk zal kunnen behoudens de heer uitgever zijn best zal doen om zooveel hulp van karweien hij te brengen als mogelijk zal wezen.

             Item zal de aannemer goede zorg dragen voor de duiven      en   spijkoerten en dezelve des winters wel voeren, zonder dat de halfwin eenig profijt van de duiven zal moegen genieten.

      Het Heerschap zal tot zijn behoef vooruit houden, het dammeke met den vijver, idem het höfken staande achter het huis naast den vijver ter zijde van het kwartier van het heerschap en zal de aannemer hetzelve hoofken wel voorzien en houden in zijn “luikingen” tegen de varkens en andere beesten.

      Item zal de aannemer niet toelaten, dat eenig kemp of vlas zal worden geroot in de slooten van den hof zonder consent van het heerschap.

      Item zal de aannemer te zijner gelegenheid jaarlijks gehouden wezen aan het heerschap met drie vrachten met zijn wagen en drie met een kar twee mijlen in het rond van den hof, boven het varen van asch en mergel die het heerschap mocht “ter Maezen” afzenden naar Elsloo, de-welke bij den halfwin zullen aldaar moeten gehaald worden en op den hof gevaren wor-den tot betering der weiden en landen.

       Item zal de halfwin met twee paarden naar Maastricht komen des ver­zocht zijnde, om zijn heerschap met zijn kar naar Beek te halen,

       Item zal de halfwin geen plaatsen het zij kamer of zolders, zijstal of kelder mogen gebruiken van het kwartier van het heerschap liggende naar den vijver, behalve de plaats ter aarde tusschen de keuken en de zijstal, die voor hen beiden zal gemeen wezen.

       De meer rest van de bouwage, uitgenomen de halve schuur, zal de aan­nemer tot zijn dienst hebben en houden in goeden staat, zooals het­zelve aan hem zal worden overgeleverd en daarvoor jaarlijks geven aan het heerschap “een brood suiker” van 6 pond, met een vet varken en een goeden 2breuking”; des zal hij tot geen jaarlijksche reparatie gehouden wezen, maar zal alleen den kost en drank bezorgen en de materialen bijvoeren, zoo wanneer eenige werklieden het huis, stal­ling of schuur zullen komen van noodbouw repareeren.

      Gelijk hij ook jaarlijks gehouden wezen den oogsttijd durende, den kost en drank te geven aan zoodanigen knecht, als het heerschap zal uitzenden in den oogst, zonder wiens bijwezen geen vruchten zullen mogen worden gebonden.

       Alle de vruchten zullen op het land gedeeld worden, dewelke het heer­schap te zijnder believe zal mogen doen uitdorschen en zal de aanne­mer aan de dorschers alleen kost en drank bezorgen, en aale vruchten, zoo boomvruchten als andere naar Maastricht leveren, des verzocht zijnde.

       En zal de heer uitgever jaarlijks aan den aannemer te goed doen of laten dienen tot hulp van wat voorschreven is, twee malder gerst.

       Item alzoo de heer uitgever heeft de tiende van het Heuvelenveld, zoo is tusschen partijen besproken, dat de halfwin dezelve tiende jaar­lijks zal in de schuur varen en gedorschen zijnde leveren tot Maas­tricht.

       Item aan de dorschers derzelve den kost en drank bezorgen, daarvoor zal hij genieten al het “rouvoyer” (ruwvoer) derzelve tiende, uitge­zonderd de erwten en winterwikken, des sal hij zijn voorschreven rou­voyer zelfs gadeslaan en doen collecteeren.

       Idem zal genieten al het stroo en kaf der voorschreven tiende om mest te maken tot verbetering van den hof, zonder dat hij met eenige beta­ling van tiendenpacht nopende de voorschr. tiende aan den heer Land­commandeur zal wezen gehouden.

Oenselderhof

      Opeen volgend behoorde ze aan de families: Bueren (1381), de Lieck (1443), de Penthier (1528-1570), de Withem (einde XVIe eeuw), Markies Malespina (1600-1630), Markies de Trazegnies (1630).

      In de XVIIIe eeuw is Meussen, betaalmeester van Maastricht, er eigenaar van; de familie Banens volgt hem op (1724-1780; de familie Corten bezat het in die tijd tot onze dagen.