Gebouwen en Panden 3

   gebruikt werd door de handboogschutterij. Het café (bk.nr.18 Gev) werd overgenomen door mijnwerker Gil Schoffeleers (g.m. Fie Gijsen uit Geul-le). Hierin had een korte poos ook die handboogschutterij haar onderko-men totdat ze aan de Kruisboomweg tijdelijk een eigen honk kreeg en in 1974 een defini­tief in een links naast het café pand.

       Smid Kerckhoffs ging op latere leeftijd wonen in de naast de smidse ge-legen woning (bk.Gev.nr.20), gebouwd door Sjaak Houben, die er ook een café ex­ploiteerde, bekend om zijn lekkere haringen en later be­woond door die Gil Schoffelers. Nog later woonde er Miel Houben, gehuwd met Maria Schoffeleers. Miel werkte enige jaren bij ijzerhan­del Lommaert in Elsloo, daarna op het S.B.B. Achter deze woning lag nog een kleine woning o.m. bewoond door Jozef Gorissen en door Joseph Hubert in de Braek, die suisse (koorezel) in de St.Martinuskerk was. Deze had verder een drukke praktijk als gebedsgenezer en als hij nog tijd over had hielp hij o.m. de broeders Conventuelen uit Urmond (later Heir­straat Beek) met het opha-len van levensmiddelen e.d.

       Op het punt van de splitsing met de Daalstraat liet Sjeng Smeets uit Voe-rendaal, gehuwd met Maria Eijssen uit Beek, in 1924 een café bou­wen (bk.nr.22 Gev.). De zaak werd later voortgezet door dochter Anneke (g.m. Pie Pisters), die werkte op de hoeve van Beckers, later Cor­ten. Het werd clublokaal van Duivenclub De Zwaluw, welke later naar café Schoffe­leers verhuisde. Ook voetbalclub Blauw-Wit voelde zich hier tussen 1930-1936 thuis. Naderhand werd het Bistro Pierrot.

       Het hierop aansluitende rechts verder lopende gedeelte heette vroeger Heerenstraat, waarschijnlijk zo genoemd vanwege de verschillende gro-tere hofsteden en was vroeger een belangrijke doorgaande weg via de Vliekerei­ken, Ulestraten en Meerssen naar Maastricht.

       De eerste woning rechts (west) werd eertijds bewoond door timmerman Harie Dahlmans (g.m. Maria Pisters). Daaraan grensde een woning annex winkel (bk.Gev.nr.28), toen de dorpsfiguur This Peters, die metselaar van  be­roep was. Zijn dochter Fien met echtgenoot schilder Sjeuf (Pak­e) Heuts be­gon in die winkel met de verkoop van kolo­niale waren. Ernaast lag een weiland van de Fam.Henfling uit Maastricht, waarin een schuur (bk.nr.29 Gev.) stond, die in 1954 werd gekocht door Jozef Jonkhout (g.m. .. Lem­mens), die ze verbouwde tot woning annex boerde­rij.

       Links (oost) staat de in 1930 gebouwde boerderij (bk.Gev.nr.30) van Sjang Maassen (g.m. Truke Martens). De aangrenzende, vlak naast de weg gelegen boerderij (bk.Gev.nr.32) was van Hoeb.Notermans (g.m. Ma-rie Eumme­len). Ze werd in 1976 gesloopt om plaats te maken voor enkele wonin­gen.

      – nr.16 Hier tegenover (rechts dus bk.Gev,nr.33) ligt de grote hoeve van Ferdinand Pijls (geh.met Maria Bergmans). In de boogsluitsteen boven de rechter wo­ningtoegang staat gebeiteld: N(icolaes) F(eron) en M(a­ria) G(ertru­dis) S(ijen) en het jaartal 1806. Via aanhuwelijking kwam dit kapi-ta­le complex in het bezit van de Fam.Pijls, de huidige bezit­ster. Deze gaf de voorgevel in 19.. een face-lift van rustieke bak­steen. De schuren aan de linkerzijde ervan werden in 19.. verbouwd tot woning. Voor­bij de huis-weide lag eertijds een waterput, opgemet­seld in mergel en voorzien van een pannendak. Deze particuliere put werd ook door omwo­nenden ge-bruikt. Later bouwde ter plaatse Sjaak Swel­sen (geh.met Roos Bartels) zijn timmerwerkplaats, inmiddels verbouwd tot woning. Zelf woonde die Sjaak, een verwoed duivenmelker, ernaast. Daarin woonde voordien mijnwerker Thei Hoedemakers (geh.met Anna Fredrix) die even­eens een verwoed duivenmelker was.

       Daaraan grensde de boerderij (bk.Gev.nr.35) van Gus Erckens (g.m.Ma­rie Louwet), die ook schrijnewerker was. Diens vader en broer Frits stoo­kten stro­op, waarvan de strooppers zich thans in het Heemkun­demu­seum (Om de Toren 5) bevindt.

       De daaraan grenzende boerderij (bk.Gev.nr.36) werd geëxploiteerd door Jos Stevens (g.m. Lies Erckens). Ze werd in 1928 aangekocht door Andries Genders. Vòòr de fam. Stevens woonde er enkele jaren huissla­ger Sef Slangen (g.m. Mien Eijssen). In een der poortbalken staat de inscriptie A.D. en M.S. en het jaartal 1690, waarschijnlijk afkomstig van een oudere bouw.

       Hier schuin tegenover lag de in 1958 gedeeltelijk gesloopte imposante boerderij (bk.Gev.nr.38) van Jozef Corten (g.m. Marie Clerx). De voorgevel ervan had drie naast elkaar gele­gen poorten. Alleen het noordelijkste deel, de verbouwde voormalige woning, resteert nog.

       Daar schuin tegenover (dus weer rechts) lag tot 1914 de boerderij van de Fam. L’Ortije uit Sittard, toen gepacht door Louis Crijns. Om­streeks 1910 werd ze aangekocht door de Fam. Corten-Stassen uit Geve­rik. 11 april 1914 kondigde Jos Corten de verkoop van sloopmaterialen aan, o.a. bal-ken, deuren, stenen en pannen, afkomstig van een ge­sloopt woongedeel-te. De langs de weg gelegen kelder bleef in takt en werd door een latere eigenaar als bietenkelder gebruikt.

       Hoek Groeneweg bouwde Frans Corten uit die hoeve (bk.Gev.nr.40) in 1934 aan de over­kant een nieuwe boerderij, die intussen wel iets gewijzigd werd.

      – nr.24 Hoeve om gesloten binnenplaats uit 1843

      – nr.34 Hoeve om gesloten binnenplaats uit 1843

      – nr.35 Hoeve om geslotenplaats uit 1800

– nr.63 in een nisje staat een wit H.Hartbeeldje met eronder de geverfde tekst AVE REX GLORIAE

        – nr.85 nisje met klei gepolychromeerd porseleinen         Lourdesbeeldje

        – nr.97 lourdesgrotje met gipsen Mariabeeldje

             De straat zet zich aan de overzijde van de Groeneweg voort.

Daar staat op de hoek links tegen de heg een smeedijzeren wegkruis, dat volgend de inscriptie in het fundament uit 1877 stamt

      – Eerste pand hoek rechts (bk.Gev.nr.44) werd in 19.. gebouwd door     sc­hoenmaker Ma­thieu Maassen (g.m. Marie Pisters), die ook boerde, ter vervan­ging van een ouder pand ter plaatse.

       Het aansluitend pand (bk.Gev.nr.45) werd bewoond door mijnwerker Jeu Dormans. In 1939 werd dat aangekocht door buurman Maassen en verhuurd aan de Fam. Pelsers.

       Daar weer de buurman van (bk.Gev.nr.47) werd bewoond door kantonnier Harieke Bours (g.m. Anna Speetjens), die ook dodenaanzegger was. In 1979 werd dat pand gesloopt voor nieuwbouw. Datzelfde lot onder­ging tegelijker­tijd de aansluitende hoeve (bk.Gev.46) van Sjang Erckens (g.m. Phi­lomena Schols).

      – nr.113 daarnaast gelegen hoeve (bk.Gev.nr.49) werd sinds 1927 be-woond door de fami­lie Heuts. De poort­boogsluitsteen daarvan draagt het jaartal 1843 en de initialen W(il­lem) S(tassen) en M(aria) G(uli­kers­). Zij werden opgevolgd door Nicola Theunissen, die het verkocht aan slager Frans Kre­kels uit Ophoven-Sittard. Boven ingang in de zuidvleugel zit een leeg beeldnisje

       Hier tegenover (bk.Gev.nr.50) woonde Jean Corten (g.m.Maria Bec­kers­), die brou­we­rij de Roos exploiteerde. De hele voorgevel van dat pand werd in 1911 bepleisterd en draagt de initialen J.C. en M.B. In 1916 wordt de brouwerij voortgezet door zijn kinderen Sef, Frits en Jel. Het heren­huis met brouwerij, mouterij, kelders, schuur, stallen, schop, brou­werijinven-taris, vee, landbouw- en schuurgereedschappen wordt in 1929 verkocht om uit onverdeeldheid te geraken. Het licht en donker bier brouwen moest het in de (19)twintigerjaren vanwege con­currentie afleggen en de ketels sluiten.

       Daarnaast volgde de hoeve van Joseph Klinkers (g.m. Maria Kreut­zer). Hij was een bekend stieren- en paardenfokker. Volgens de twee poort­boog-sluitstenen werd ze gebouwd in 1843 en 1852 en volgens de initialen door M(at­hijs) K(linkers) en E(lisabeth) I(aspar), de ouders dus van Jo­seph. Zonen van Joseph zijn: Sef, die in de ouderlijke woning fruit teelde, Gus, die als Montfortaans missionaris naar Belgisch Congo vertrok en Leon, die in Neerbeek een boerderij exploiteerde.

       De boerderij daarnaast (bk.Gev.nrs.54 en 55) werd bewoond door Pie Marschal (g.m. Maria Coumans), die melkophaler en een verwoed duiven­melker was. Dit pand was oorspronkelijk een vakwerkhuis, waarbij in de oor­log een schuur werd gebouwd, die zoon Jan later tot woning ver­bouwde. Het oude vakwerkgedeelte werd in 1971 gesloopt.

       Daarop sluit de woning van Berb en Sef Dirx aan, die nogal van de weg af gelegen is en een breed dakoverstek heeft (bk.Gev.nr.56). Vroeger werd er een café in geëxploiteerd met langs de straat een “drek” (= leem)- kegelbaan.

      Terug naar de overkant (west) ligt de boerderij (bk.Gev.nr.58) van Sjeng Pisters (g.m. Philomena Jennekens). Hun zoon Servé verbouw­de de schuur tot woning.

       Dan volgt het pand (bk.Gev.nr.59) van sigarenmaker Michael Hendriks (g.m. Joanna Notten), die ook een kruidenierswinkeltje exploi­teerde en petroleum verkocht. Die winkel opende hij 8 nov. 1913. In ongeveer gelijke trant werd erachter nog een woning aangebouwd.

       De in 1932 daarnaast gebouwde woning werd toen bewoond door de wed. Merieke Moors-Kerc­k­hoffs

       Weer naar links (oost) volgt de boerderij van Joseph Erckens (g.m. Huber-tina Hermans).

       Daarnaast (bk.Gev.nr.62) woonde metselaar Frans Pisters (g.m. Berb­ke Bemelmans), die ook klompen maakte.

       Vervolgens ligt als laatste de boerderij (bk.Gev.nr.64) van Willem Pisters (g.m. Antje Stijnen), die tevens stucadoor en stroopstoker was. Nadien werd ze bewoond door huisschilder Sef Spindlegger (g.m. Anna Coumans)

      – nr.139 de laatste aan de westkant is een monumentale, rond een ge-sloten binnenplaats gelegen hoeve (bk.Gev.65), waarvan de woonvleu­gel twee verdiepingen telt onder een wolfsdak, mergelhoekblokken heeft en met hardsteen omlijste vensters. Boven de ingang zit een bovenlicht met op de la­teiboog: 1812 P(eter) R(einier) C(orten) en A(nna) M(ari­a) S(choen­maekers), toenmalig burg. van Beek, die deze hoeve in genoemd jaar geheel opnieuw stichtte. In het interieur zitten twee neoclassi­cistische schoor­steenmantels met stucboezems, versierd met bloemen, ranken en tuinge­rei 8bk.Gev.nr.67). Verder wandschilderingen in olie­verf met ro-manti­sche landschap­pen en een zeegezicht (bk.Gev.nr.68), gemerkt met Domi­nus) = P(etrus) = R(einerus)C(orten) / MDCCCXVI J.A.­C. / FECIT / 1816″. Die schilde­ringen zouden verband houden met zijn bele­venissen als soldaat. De ingang van de er links bij gelegen tuin wordt gemar­keerd met twee mergelpilasters met als incriptie Anno 1828. Na de dood van dit echtpaar werd hun 5e kind: Pierre Jacques Renier (1809-1872) pastoor-deken van Schinnen en kanunnik van het kathedraal kapittel van Roer-mond, de nieuwe eigenaar. Na diens overlijden kwam ze aan het 5e van de 11 kinderen van de oudste broer (G.F.F. Corten (1798-1876): Jan Hen-drik Hubert Corten (1828-1879), bierbrouwer te Geverik en gehuwd met Maria Joanna Stassen. Dit echtpaar had 12 kinderen, waarvan het 4e,  Ma-ria Catharina Johanna was, (1863-1945), die huwde met Jan Joseph Hu-bert Beckers, die hen rond 1900 opvolgden. Na diens  dood  in 1939 werd het bedrijf voortgezet door zijn zoon Jean. (thans werk­plaats van brons-gieter Zeijen)

       In zuidelijke richting sluit de straat als holleweg nu aan op het industrie-terrein rond het vliegveld. Op de eindhoek rechts staat een gietijzeren weg­kruis, rus­tend op een halve molensteen, dat in aug. 1985 door vanda­len ernstig beschadigd werd.

            – nr.24 hoeve om gesloten binnenplaats uit 1843

            – nr.34 hoeve om gesloten binnenplaats uit 1843

            – nr.35 hoeve om gesloten binnenplaats uit 1800

            – nr.55 oud huis Ritsen, in 1932 onbewoonbaar verklaard    

Giselbertstraat 

Genoemd naar Hertog Giselbert II van Lotharingen, eerste echtgenoot van Koningin Gerberga 

Graetheide 

In 895-900 wordt ze beschreven als:

In 1271 bekend staand als Grate of het gemeene bosch In een cijnsboek van de balie Biesen wordt het in 1297 vermeld als: geroede en geroete, dat door Franquinet in de Maasgouw van ’80 onder nr.58 betekent een verzameling van rode, roede of uitgerooide velden, dus een verzameling van ontginningen.

895-900: Het was eenen heer tot Born, die was geboren van Overlandt, uyt Ungeren (Hongarije). Koninck Sanderboudt was hij genant; die lagh bij sijnder Vrouw en sliep, ende Godt sondt hem in sijnen …. dat het sich niet haes besije (beraden), dat hij wolde geven den ermen luyden eene gifte om Godt,  want hij       hadde te dick gebrocht in grooten noet; en het beliefde haer, dat hun gaf den bosch geheyten die Graedt metten heyden ende Weyden, omdat hij voor tijden dese landen metten luyden diekwijls gebracht hadde in groot lijden; met rooven ende branden, sodat hij aan hon sijn zaiele wederom wolden quijten. Ende desselven morgens, doe hij op was, herhaelde hij aen sijne hee-ren, die bij hem waren, wat Godt hem hadde gesandt in sijnen sin ende ginck, doe de miss uyt was, tot einen van sijnen dienaren en dede hem op sijn peerdt sitten, terstond doe die heeren water genoemen hadde voor den eten; ende soo stracks riet den dienaer van der bruggen; en-de koninck Sanderboudt hadde hem geseydt : soo wi veel kirspel, dor-pen, dat hij ummbrijden konde bijnnen der maeltijdt, die souden op den bosch, heyde, ende weyde gehooren. Soo reet hij eerst tot Born, van Born tot Guttecoven, van Guttekoven tot Limborch van L. tot Sit-tardt, van S. tot Munstergeleen, van M. tot Opgeleen, van O. tot Beeck, van B, tot Elsloo, van E. tot Steyn; van Steyn quam hij aan Huyeren (of Houserlinde), ende daer stont een wijtt ros gesadelt en sijn peerd waqs moede, ende hij stont van sijn peert en satt sich op de wijt ros ende laet dat sijne op de plaetse staen ende reed daervan dannentot Urmondt, van Urmondt tot Berg, van B. tot Beecht, van B. tot Papenhoven, van P. tot Büchten ende reet also tot Holthem ende vondt daer een alt wijff bij den valderen staen, ende baedt haer, dat sij hem dat valderen op dede des sij niet doen en wilde ende doe waerdt hem een teicken gedaen, dat die heeren geten hadden. Soo reet hij om Hoistkomb ende was noch tot Born te goeden tijd, dat koninck Sanderboudt mit sijn heeren wederom water naemen van de maeltijdt; ende doe vertoeg (vertelde) hij den heeren waes hij all geweest was en wie dat hemal gegangen was. Doen ginck koninck Sanderboudt sitten ende ordineerde die rechten, die blijfen souden, ende die brenken die hij oude alle toecomende heeren van Born weder solden hebben, ende dat sij over overheeren blijven solden aen die meer genoemde gemein-de, ende om des gemeinen orbeis wille, opdat der bosch niet verganc-kelijk en worde.

1.     In den eersten spraek der koninck: want die vrouw tot Hontem den dienaer, niet door en laeten wolt, soo sijn die van Holtumb der Gemeinden ten eeuwigen dage quijt

2.     Voort soo sal een heer van Born, die nu is ommermeer sal worden, een overheydt blijven, ende sal den voorgenoemden bosch doen hoe-den niet twee försten; der sal hij eenen setten, en die ganze ge-meinde van den 14 kirspelenaen anderen; ende dese beyde sullen geeijt sijn ende gesworen den heer van Born en ook der gemeinden beyden hunne rechten te bewaeren; und daerum dat een heer van Born desen voorgenante bosch hoeden sall, als vornant is, so sal een heer van Born dat hoghgericht hebben van der vorgenanten gemeinden en oock dat wijlt (wild) dat daerop sal sijn, ende die keuren, die op vorgenoemden bosch sullen als hiernae bescreven staet

3.     Ende oock heeft een heer van B. dat eynd, dat uit den vorgenanten bosch gespleten is, für sijnen kamerbrandt,dat geheiten is den Vrijbosch; ende niet meer rechten sall een heer van Born in den voorschreven bosch hebben te boschen noch te hawen

Item dit sijn die rechten, die die gemeniden op den bosch hebben: In den eersten, soo sal een jeglijck priester, die in die voor-schr. 14 kirswpelen woont, ende die kirspel kercken bediendt heb-ben des jaers 4 waghen groen houdt uit den voorschr. Bosch: dat is te weeten te alieken hochtijden, korsmessen, paschen, pingsten en-de Allerheiligen messe ein foder; ende daer voor sal een ieder priester voorschr. alle sondags in sijn kirspels kercke bidden ende doen bidden voor koninck S. en sijn huysvrouwe seelen. Ende voort soo magh een ieglijck mensch, des woont