Een steen bijdragen – Stolpersteine

In april 1943 besloot de bezetter de gehele provincie Limburg judenfrei te maken, en alle resterende Limburgse joden te deporteren naar Vught. In totaal kreeg men 200 mensen te pakken. De meerderheid van deze groep bestond uit ouderen, vooral veehandelaren. Zij gingen naar het concentratiekamp Vught op 8 april, vervolgens op 8 mei naar Westerbork, en op 11 mei stapten ze in de goederentrein naar Sobibor, waar ze op 14 mei werden vergast. Bij deze groep waren vijf mensen uit Beek:

De massamoord op de laatste Limburgse joden vond plaats in Sobibor bij Lublin in Polen. Dat feit vraagt om een toelichting. Vrijwel alle West-Europese joden werden naar Auschwitz gedeporteerd. In dit kamp werden de meeste mensen bij aankomst vergast, maar een deel van elk transport werd geselecteerd om in het concentratiekamp of in een van de vele buitenkampen te werken. Vrijwel alle dwangarbeiders kwamen om het leven door honger of ziekte. Een klein aantal overleefde, en kon na de oorlog de verschrikkingen van Auschwitz navertellen. Daarom heeft iedereen wel eens gehoord van dit kamp. Sobibor daarentegen was, evenals Treblinka en Belzec, een vernietigingskamp dat bedoeld was voor de snelle en totale uitroeiing van alle Poolse joden. Het verschil met Auschwitz was, dat aan deze drie kampen geen werkkamp was verbonden. Alle aangevoerde mensen werden meteen na aankomst vergast. Er zijn bijna geen overlevenden. Het bestaan van de kampen is bij veel mensen onbekend.

De drie kampen waren de laatste verblijfplaats van anderhalf miljoen joden uit Polen. Dat er in 1943 ook 35000 Nederlanders werden gedeporteerd naar Sobibor was het gevolg van het feit dat tijdelijk, wegens een tyfusepidemie in Auschwitz, de gaskamers van dat kamp op minder dan volledige capaciteit functioneerden.

Sobibór – Gedenkteken op de site van het kamp

De enige steen, die op dit moment in de Laan der Herinnering verwijst naar een Limburgs oorlogsslachtoffer. Selly Andriesse uit Gennep maakte deel uit van het beruchte kindertransport uit het kamp Vught naar Sobibor op 7 juni 1943.

De enigen die langer dan een paar uur verbleven in de drie kampen waren mensen die de fabriek van de dood draaiend moesten houden. Zij joegen de slachtoffers naar de gaskamer, sorteerden de buitgemaakte goederen, stookten de crematoria en beroofden de lijken van hun gouden tanden. In Sobibor kwam deze kleine groep op 14 oktober 1943 in opstand. Enkele gevangenen wisten te ontsnappen. De Duitsers lieten daarna het hele kamp afbreken, en camoufleerden de plaats door er een bos te planten. Zo bleef Sobibor tientallen jaren onzichtbaar en vergeten. Pas lang na de oorlog werd er, mede op initiatief van de Nederlandse Stichting Sobibor, een monument en een museum ingericht. De weg, die voerde van de barak waar de gevangenen zich moesten uitkleden naar de gaskamer, werd weer zichtbaar gemaakt. Deze weg wordt nu aan beide kanten omzoomd met ruwe granieten stenen met daarop een plaquette met een of meer namen van slachtoffers. Nabestaanden, vrienden of locale gemeenschappen kunnen hier een steen bijdragen aan deze Laan der Herinnering. Deze zomer komt in deze laan een steen met het opschrift:

SOBIBOR – MAUSOLEUM
 JACOB BENEDIK
Schimmert 27-01-1870 JOHANNA BENEDIK-BRÜCKHEIMER
Kühlsheim 18-10-1875 SALOMON STEINBERG
Hagen 16-06-1867 SELMA STEINBERG-HERTZ
Goch 29-10-1868 JOEP WOLF
Urmond 3-02-1870 † Sobibor 14 mei 1943 † leven voort in de gemeenschap
van
Beek (Limburg, Nederland)