
Romeinse bewoningssporen (50 v. Chr.-400 na Chr.) werden op verschillende plaatsen in de gemeente Beek aangetroffen, onder andere ten zuiden van Geverik, aan de Maastrichterlaan; nabij het voormalig retraitehuis en aan de Heiberg te Spaubeek. Ook uit de aansluitende Merovingische en Karolingische periode (450-613 jaar na Chr. resp. 687-895 na Chr.) werden potten of scherven in de kom van Beek ontdekt. Uit deze opsomming van archeologische vondsten mag met vrij grote zekerheid worden geconcludeerd dat het grondgebied van de huidige gemeente Beek reeds vanaf de nieuwe steentijd (ca. 4000 v. Chr.) met tussenpozen tot op de dag van vandaag door mensen bewoond is geweest.
De gemeente Beek behoort tot het type ‘groepsdorpen’. Deze dorpen ontstonden uit de behoefte van mensen om zonder onderlinge verwantschap toch bij elkaar te gaan wonen. Hier gebeurde dit op de vruchtbare grondstroken langs de beek, die zich uit de vele bronnetjes in de Kelmonderberg had gevormd. Zo ontstond ook de naamsaanduiding ‘Beek’. Onder of neer aan de Beek ontwikkelde zich Neerbeek en in het dal (= spalt of spau) van de Geleenbeek ontstond Spaubeek. De oudste gebouwen worden dan ook in de omgeving van de loop van deze beken aangetroffen.
Becca
De oudste stukken – voorzover nu bekend – met een vermelding van het Zuid-Limburgse dorp Becca bevinden zich in het Rijksarchief in Limburg te Maastricht. Het zijn twee akten uit de jaren 1145 en 1152, waarin twee Rooms-Duitse keizers uit het huis der Staufen, respectievelijk Koenraad III en Frederik Barbarossa, de proosdij van Meerssen in haar bezittingen hebben bevestigd binnen een gebied, dat spoedig zou uitgroeien tot de kern van het Overmase Land van Valkenburg.
Zoals ook al uit het voorafgaande kan worden afgeleid, waren er toen nog geen officiële grenzen. Machtige wereldlijke en geestelijke heren probeerden, over de hoofden van de bevolking heen, zoveel mogelijk grondgebied te veroveren. Uiteraard met alle daaraan verbonden rechten en privileges, zoals belastingheffing, de rechtspraak en het benoemen van plaatselijke geestelijke en wereldlijke bestuurders (de pastoor en de schepenen). Door vererving, schenkingen en ook verkoop ging grondbezit nogal eens van de een naar de ander over. Beek en Spaubeek zijn nimmer een zelfstandige heerlijkheid geweest, maar hadden steeds wisselende bewindvoerders. Was oorspronkelijk de proost van Meersen ‘heer van Beek’ langzamerhand maakten de heren van Valkenburg zich meester van het wereldlijk gezag. Dit land van Valkenburg kwam in 1381 weer aan de hertog van Brabant.
Beek werd toen zelfs hoofdbank, waartoe in de 15e eeuw behoorden: Beek, Nederbeke, Geverich, Coelmont, Oensel, Op ’t Holand, Spaebeke, Wegelrade en Hobbelrade, Geleen en Schynnen. Alleen voor de hogere rechtspraak en halsrechtspraken moest men naar het Leenhof of het Stadsgerecht van Valkenburg.
St. Jansgeleen

In 1252 was intussen het recht van pastoorsbenoemingen overgegaan naar de Landkommanderij van de ridders der Duitse Orde te Aldenbiesen, bij het huidige Bilzen in Belgisch Limburg. Zij benoemden in Beek Duitse ordenpriesters tot pastoor. De laatste overleed in 1822. Deze ridders brachten veel bezittingen mee en bezaten zodoende veel macht. Tot aan het einde der 18e eeuw bleef de kerk van Beek er nauw mee verbonden.
De geschiedenis van Spaubeek was nauw verweven met het op Spaubeeker gebied gelegen kasteel van St. Jansgeleen, dat in 1557 zetel werd van de heerlijkheid Geleen en Spaubeek onder de graven Huyn. Van toen af kreeg het zelf lage en middelbare rechtspraak. Een van deze Huyns, graaf Arnold, werd in 1579 in de Martinuskerk te Beek begraven. Zijn grafsteen werd in 1990 ontdekt en is met andere historische grafstenen te bezichtigen. Het waren ook deze heren van St. Jansgeleen die toen de pastoors in Spaubeek mochten voordragen, ofschoon de abdij van St.-Gerlach te Houthem ook gedeeltelijk voor het onderhoud aansprakelijk was.
Peter Trecpoel
Intussen zijn de eeuwen niet geruisloos voorbijgegaan. Er was veel onrust en onzekerheid. De bewoners moesten hand- en spandiensten verrichten, cijnsen en tienden aan de heren betalen. Met veel moeite werden huizen en landerijen onderhouden. Rondtrekkende vreemdelingen waren vaak een dreiging waartegen landgraven werden opgeworpen die bij doorgaande wegen werden afgesloten met valdeuren.
Ook de soldaten en troepen van doortrekkende vreemde of vijandige heren moesten worden gehuisvest en van kleding en voedsel voorzien. Vaak richtten deze ook grote vernielingen aan. De in Beek geboren priester Peter Trecpoel verhaalt in de aan hem toegeschreven kroniek de belangrijkste gebeurtenissen in deze regio gedurende de tweede helft van de 15e en eerste helft van de 16e eeuw. Zo verhaalt hij dat in 1505 een groot deel van Beek door plundering en brandstichting in vlammen opging. De kerk, pastorie, vroenhof, tiendschuur met alle voorraden en vele huizen werden verwoest; alleen het gasthuis aan de Adsteeg, ter hoogte van de huidige Gasthuissteeg, en de Neerbeekerhof, die in 1917 werd afgebroken, bleven met veel moeite gespaard. Ook 1632 was een rampjaar, voor heel Zuid-Limburg overigens. Er werd zo geplunderd dat de bevolking onmogelijk de cijnsen en tienden kon opbrengen. Een pestepidemie eiste bovendien veel slachtoffers.
1661 is het jaar van het Partage Tractaat, dat gesloten werd tussen de koning van Spanje en de staten Generaal der Verenigde Nederlanden. Hierbij kwam de landgrens midden in onze huidige gemeente te liggen. Beek kwam met de gehuchten Groot- en Kleingenhout, Geverik, Kelmond, Oensel en een gedeelte van Neerbeek aan de Republiek der Nederlanden. Geleen, Spaubeek en het andere deel van Neerbeek kwamen onder Spaans bewind en later door huwelijk aan Oostenrijk. Spaubeek was voor de katholieke Beekenaren, die in hun godsdienstuitoefening belemmerd waren, het toevluchtsoord, want in Hobbelrade werd een schuurkerk ingericht. Dit duurde tot 1683 toen het banvonnis tegen de priesters werd opgeheven en de Beekenaren in hun eigen kerk gastvrijheid kregen. Aan dit simultaneum kwam pas in 1836 een einde, toen de protestanten een eigen kerkgebouw kregen.
Het huidige Beek
Met de Franse Revolutie tegen het einde van de 18e eeuw kwam een einde aan alle voorheen verworven en gevestigde feodale rechten. Ook de hoofdbank verdween. Keizer Napoleon bracht meer regelmaat in de chaos. Vanaf 1800 werd Spaubeek een zelfstandige gemeente en ook Beek kreeg een eigen gemeentelijk bestuur. Was dit tot 1830 onder de Verenigde Nederlanden, tussen 1830 en 1839 was Zuid-Limburg een deel van de Zuidelijke Nederlanden (België) dat zich had afgescheiden. Sindsdien konden de gemeenten zich in rustiger vaarwater gaan ontwikkelen. De tegenwoordige gemeente Beek is op 1 januari 1982 ontstaan door het samenvoegen van de voormalige gemeenten Beek en Spaubeek. Een en ander geschiedde in het kader van de gemeentelijke herindeling van Zuid-Limburg.
De 17.000 inwoners van de gemeente Beek hebben de keuze om te wonen in een centrum met steedse allures dan wel in nog, uitgesproken landelijke dorpen als Spaubeek, Neerbeek, Genhout, Geverik en Kelmond. De oude kernen van de dorpen zijn zorgvuldig bewaard, terwijl in de nieuwere uitbreidingen nadrukkelijk aandacht is geschonken aan ruimtelijke aspecten, selectieve bebouwing en royale groenvoorzieningen. Een groot aantal mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding zijn aanwezig zoals zwembad, manege- en sportcomplex en een voor Limburg kenmerkend bloeiend verenigingsleven. Tevens beschikt de gemeente Beek over een sterk ontwikkeld bankwezen en niet te vergeten een gevarieerd winkelaanbod. De gemeente Beek is rijk aan diverse historische kerken, kapellen, patriciershuizen en enkele indrukwekkende boerderijen.
Belangrijk is ook de luchthaven Maastricht – Aachen Airport, voortgekomen uit een door de Amerikaanse bevrijders tegen het einde van de tweede wereldoorlog (1944) aangelegde militaire vliegbasis en op weg uitgebouwd te worden tot een internationaal luchtvrachtcentrum. Aan de noordzijde van Maastricht – Aachen Airport is het bedrijvenpark Technoport Europe gevestigd.
Verder is aan de noordzijde van de kern Beek, gelegen tussen Beek en Stein het bedrijventerrein Beeker Hoek gevestigd. Een ideale vestigingsplaats voor niet-luchtvaartgebonden bedrijven.